Videogames bieden vandaag de verst ontwikkelde creatieve expressie in het meest geavanceerde technologische medium. Elke zichzelf respecterende samenleving wil uiteraard investeren in de artistieke ontwikkeling van een nieuw en krachtig medium, zodat de inhoud ervan niet louter door de markt bepaald wordt en nieuwe ideeën blijven binnenstromen. Vlaanderen vormt hier geen uitzondering op.
Vóór de oprichting van het VAF Gamefonds konden makers van artistieke videogames bij het VAF Filmfonds subsidie aanvragen, bijvoorbeeld in de categorieën Animatie en Filmlab (vroeger Experimentele Media). Ondanks verschillen in praktijk en technieken, werkte dit omdat de commissieleden ruim onderlegd waren om de artistieke kwaliteit van de voorstellen te beoordelen.
Uit de boot vielen wel games die geen artistieke ambitie hadden. VAF eiste, in filmtraditie, dat ook games van een duidelijke auteursinbreng getuigden. En dat is bij commerciële en educatieve games zelden het geval.
Dit probleem werd verholpen met de oprichting van het VAF Gamefonds dat expliciet steun biedt aan “entertainment games” en “serious games”. Vanaf dat moment was het verboden voor game-projecten om nog steun aan te vragen bij het Filmfonds waar dat voorheen wel kon: alles moest naar het Gamefonds.
Het is zo dat VAF in de categorie van entertainment games in theorie ook open staat voor artistieke games. Maar in de praktijk staan een aantal elementen in de weg van een succesvolle uitvoering van die intentie.
Zo bepaalt het reglement van het Gamefonds dat steun enkel kan aangevraagd worden door rechtspersonen. Kunstenaars hebben echter in de praktijk zelden een bedrijf. Zeker als ze niet-commercieel werken. Het reglement van het Filmfonds staat daarentegen wel natuurlijke personen toe om steun aan te vragen.
Een ander probleem is dat het Gamefonds slechts tot maximaal 50% van het productiebudget kan subsidiëren in de categorie entertainment games waaronder artistieke games vallen. Voor de niet-commerciële artistieke games die het Gamefonds in theorie wenst te ondersteunen is het onduidelijk waar de rest van het productiebudget dan wel gezocht moet worden. Zeker gezien het feit dat voor artistieke games nog nauwelijks erkenning, laat staan platformen of productiehuizen bestaan. In het Filmfonds daarentegen kan de steun oplopen tot 85% voor artistieke projecten.
En tenslotte is er de commissie die beslist over het toekennen van Gamefonds subsidies. Een groot deel van de commissieleden komt uit het bedrijfsleven en heeft weinig voeling of ervaring met artistieke projecten, ondanks de welwillendheid van sommige leden. Zo wordt er niet zelden geoordeeld dat een artistieke game niet voldoende game-achtig is en dus niet in aanmerking komt voor een subsidie van het Gamefonds. Terwijl uiteraard de bevraging van het eigen medium een typische eigenschap is van artistieke projecten (en noodzakelijk voor elke vorm van vernieuwing). Aangezien alles wat vaagweg op een game lijkt altijd doorverwezen wordt naar het VAF Gamefonds blijft er voor artistieke games dan ook geen mogelijkheid tot subsidiëring over.
De oplossing voor de eerste twee problemen ligt voor de hand: stem het reglement van het VAF Gamefonds af op dat van het VAF Filmfonds: sta natuurlijke personen toe om subsidie aan te vragen en trek de steunintensiteit op tot 85% voor artistieke projecten.
De oplossing voor het derde probleem is iets minder evident. Men zou bijvoorbeeld deelcommissies kunnen samenstellen die artistieke projecten beoordelen zonder leden uit het bedrijfsleven. Of bepaalde leden van de Filmfonds-commissies uitnodigen om mee te beslissen over artistieke projecten in het Gamefonds.
Wij hopen dat deze problemen snel opgelost worden aangezien er op dit moment geen aanmoediging is in Vlaanderen voor artistiek experiment in het meest veelbelovende medium van deze eeuw. Het is fijn dat de industrie gesteund wordt, maar voor een klein land als België lijkt het ons wijzer om een Vlaamse stempel te drukken op de internationale artistieke ontwikkeling van een nieuw medium dan om wanhopig te pogen de commerciële industriereuzen uit het buitenland bij te benen.
Michaël Samyn.
Tale of Tales
Gent, 13 mei 2016
Videogames today present the most developed creative expression in the most advanced technological medium. Every self-respecting society obviously desires to invest in the artistic development of a new and powerful medium, to prevent its content from being defined solely by market forces and to insure the influx of new ideas. Flanders is no exception.
Before the VAF Game Fund was founded, creators of artistic videogames could apply for subsidies with the VAF Film Fund, for example in the Animation and Film Lab (previously Experimental Media) categories. In spite of differences in practice and techniques, this functioned because the members of the committee were well equipped to judge the artistic quality of the proposals.
This however proved problematic for games without artistic ambitions. VAF demanded, in the tradition of cinema, that games too include a clear authorial intent. And that is rarely present in commercial and educational games.
This problem was solved with the founding of the VAF Game Fund which explicitly supports “entertainment games” and “serious games”. As of that moment game projects were not accepted in the Film Fund as before: everything needed to go to the Game Fund.
In theory VAF accepts also artistic games in the entertainment games category. But in practice a number of issues prevent the successful execution of that intention.
For instance Game Fund regulations require that support can only be requested by corporations. In practice however artists rarely own a company. Definitely not when they work non-commercially. The Film Fund regulations on the other hand do accept requests from individuals.
Another problem pertains to the fact that the Game Fund can only subsidize up to 50% of the production budget in the entertainment games category that includes artistic games. It is unclear where the non-commercial artistic games which the Game Fund theoretically desires to support should find the remainder of their production budgets. Especially given that there is very little recognition, let alone platforms or production companies, for artistic games as yet. Support by the Film Fund on the other hand can be as high is 85% for artistic projects.
And finally there’s the committee that decides on the granting of Game Fund subsidies. A large part of the committee members are industry people with little understanding of or experience with artistic projects, despite of the efforts of some members. It is common for an artistic game to be rejected on the grounds that it is not sufficiently game-like and thus not admissible to the Game Fund. While of course questioning the medium in use is a typical aspect of artistic projects (and required for any innovation). Since everything that even vaguely resembles a videogame is directed towards the VAF Game Fund no option for subsidies of artistic games remains.
The solution for the first two problems is obvious: align the regulations of the VAF Game Fund with those of the VAF Film Fund: allow individuals to request subsidies and increase the support intensity for artistic projects to 85%.
The solution for the third problem is less clear. One could for instance create partial committees for the judging of artistic projects that don’t include industry people. Or certain committee members from the Film Fund could be invited to assist the decision making on artistic projects in the Game Fund.
We hope these problems will be solved quickly since at the moment there is no encouragement in Flanders to experiment artistically with the most promising medium of this century. It is nice to support the industry, but in a small country such as Belgium, a Flemish influence on international artistic development of a new medium seems a wiser choice than desperately trying to keep up with commercial giants abroad.
Michaël Samyn.
Tale of Tales
Ghent, May 13th, 2016